De Camino Francés: geen ‘Walk in the Park’
De Camino Francés is geen zondagse wandeling in het park. Nee, maar het is ook geen hele technische wandeling waar je continu op je passen moet letten of in ravijnen staart. De waarheid ligt ergens in het midden zoals gebruikelijk. In dit artikel (ja, eindelijk weer wat tijd voor :-)) zet ik 8 Lastige Secties op de Camino Francés op een rijtje waar je best even mag opletten omdat een val daar wat ongelukkiger kan zijn dan elders op de route.
8 Lastige Secties op de Camino Francés waar je even mag opletten
1 Col de Lepoeder
De eerste potentiële ‘glijer’ zit op de etappe Saint-Jean naar Roncesvalles. Dit is overigens een etappe die veel mensen in twee delen splitsen, zeker als ze de Napoleon Route kiezen. Deze route is gesloten van 1 november t/m 31 maart én daarbuiten ook gesloten als de weersomstandigheden dat dicteren. In Nederlandse duidelijkheid: gesloten betekent verboden bij wet :-). Informeer altijd eerst bij het pelgrimskantoor in Saint-Jean of de pas gesloten is. Mocht je het verbod in de wind slaan wordt je waarschijnlijk niet betrapt, maar kom je in de problemen waardoor ze de nooddiensten op je af moeten sturen dan staat je een hele dure rekening te wachten (en dan mag je blij zijn dat je leeft om die te kunnen betalen waarschijnlijk). Maar goed, dat terzijde.
De overnachting die menig pelgrim inlast op de Napoleon route is die in Orisson (tijdig reserveren) of, op de Valcarlos Route, in Valcarlos. Over de Valcarlos route een andere keer meer, het gaat nu even om de sectie na Col de Lepoeder op de Napoleon Route. Eenmaal de hoogste top bereikt wordt namelijk de afdaling naar Roncesvalles ingezet. Tegen de tijd dat je hier bent ben je waarschijnlijk moe en minder geconcentreerd. Volg je zonder al teveel opletten het meest logische pad dan beland je op een steile, rotsachtige afdaling die bij nat weer (en vermoeide benen) aardig glad kan zijn. De minder logische variant is een route die naar rechts afbuigt en met een minder steile afdaling je leidt naar Ibañeta en verderop naar de herberg van Roncesvalles. Een paar kilometer meer? Ja, dat wel, maar makkelijker stappen is wel sneller én veiliger.
2 Na Alto de Erro
Op de etappe naar Zubiri overwinnen we een riviertje door van steen naar steen te hoppen en vallen daarbij niet in het water :-). De laatste kilometers na Alto de Erro zetten we de afdaling in over een pad met niet helemaal effen leistenen :-) en daar kunnen we beter weer even de concentratie vast proberen te houden. Het is bij nat weer zeker een kwestie van ‘stokken er bij‘ en ‘paso a paso’ zoals wij Spanjaarden zeggen. Mocht het nat en modderig zijn dan is de glijbaan methode ook een optie, maar geen aanrader.
3 Afdaling na Alto de Perdón
Eenmaal de klim naar Alto de Perdón afgerond mag je best even pauzeren en genieten van het uitzicht. Als het bewolkt is, is een pauze voor je benen ook op z’n plaats want wat volgt is een van de meest besproken afdalingen op de Camino Francés. Je zou niet de eerste zijn die hier misstapt en een paar meter verder (hopelijk) tot stilstand komt. Net zoals nummer 6 in dit rijtje, krijg je te maken met een pad wat én steil is én oneffen én bezaait met losse stenen en grind. Het is al geen pretje onder droge omstandigheden dus bij nat weer is het weer extra opletten geblazen. Wil je een kijkje nemen op dit pad, bekijk dan deze video van een mountainbiker. Gaat uiteraard wat sneller dan lopend, maar wel de snelste manier om even het hele pad te zien.
4 Afdaling na Cirauqui
Acht kilometer na Puente La Reina stap je Cirauqui binnen. Meteen daarna begint een afdaling die de moeite waard is om hier te vermelden. Profiel van dat stuk spreekt voor zich. Het gaat maar om 50 meter hoogteverschil maar je zou er maar rollend aan beginnen…
5 Klimmetje na Agés / Atapuerca
Onderweg naar Burgos, net na Agés kom je langs Atapuerca en zet je een klimmetje in. Een pad met zeer scherpe en puntige stenen herinnert je er aan dat het niet fijn zou zijn om hier, zogezegd, ‘plat op je bek’ te gaan. Het advies luidt dan ook om vooral niet te struikelen :-).
6 Afdaling na Manjarín
Foncebadón: mooie plaats met mooie herinneringen. Mocht je nog op pad gaan wanneer je dit leest, overweeg dan om een overnachting te nemen in dit prachtige dorpje. Bij heldere hemel kun je hier de Melkweg aanschouwen. Kort na Foncebadón bereik je het Ijzeren kruis, Cruz de Ferro. Daarna begint langzaam de afdaling naar Manjarín en, zoals je op het profielkaartje hieronder ziet, wordt de afdaling een stuk steiler richting El Acebo. Niet alleen steil, dit pad is weer zo’n typisch door de mens aangelegd pad waarbij ze met groot geweld een stuk van de berg afraspen om een pad te maken voor de mens. Daarbij laten ze alles wat loskomt liggen. Het resultaat is een behoorlijk technisch pad met obstakels. Mijn vermoedens werden bevestigd door een bewoner van Molinaseca die vertelde dat de nieuwe burgemeester destijds besloten had om het probleem met de afwatering van de originele weg (lang geleden geasfalteerd) niet op te lossen (geld) maar de pelgrims om te leiden via een veel mooiere route (minder kosten). Mooi is het wel, dat is meestal als je hoog zit. Beschut is het niet en fijn voor je beenspieren ook niet, want de crux bij deze afdaling is dat het niet ophoudt. Zo’n 16 km lang proberen je beenspieren je knieën in het gareel te houden. Neem pauze in El Acebo en in Riego de Ambrós. Knip je de etappe in twee delen dan kan ik El Acebo aanraden voor de overnachting. Prachtig dorpje!
Als het nat weer is en je wilt na het lezen van dit stuk dit pad niet proberen (of je zit er middenin en krijgt er spijt van): de originele weg (asfalt) kruist een paar keer het steile rotspad en dan heb je de kans om ‘over te stappen’. Mocht je meteen willen kiezen voor het veilige pad dan is dat heel simpel: de gewone weg volgen na de pauze bij de mobiele bar aan het begin van de afdaling :-).
7 Klim naar O Cebreiro en Alto do Poio
De klim naar O Cebreiro. Wij hebben ons destijds zo ‘druk’ gemaakt om deze etappe dat eigenlijk heel erg meeviel. Nu moet ik wel zeggen dat we het met voorbedachte rade in 2 delen hebben gedaan. Misschien viel het daarom mee. Ik vond het prachtig. Ga langzaam en geniet zou ik zeggen. Zet je de klim in op het warmst van de dag is het wel even oppassen, er is niet veel beschutting.
Wat wel tegenviel was de etappe er na. Op het profielkaartje absoluut niet indrukwekkend, maar op de laatste klim (Alto do Poio – ‘Berg van de Kip’ vrij vertaald) hebben we die verdomde kip wel even vervloekt. Onderschat dus de dag na O Cebreiro niet :-).
8 Vlak voor Portomarín
De sectie net voor Portomarín heeft tegenwoordig 3 alternatieve routes om uit te kiezen. Ze staan netjes op een groot bord.
De eerste (en de tweede deelt het eerste stuk) gaat linksom naar de grote brug, de tweede gaat op gegeven moment rechtdoor en komt zo goed als bij de brug uit en de derde route leidt je via rechtsom naar de brug van Portomarín. De eerste is steil maar gewoon over asfalt. De derde is relatief vlak en je maakt een zeer korte omweg. Voor dit blogje gaat het om de twee route. Die gaat rechtdoor en staat op het bord als de rode route gemarkeerd. Via een geforceerde afdaling die meer op een afwateringskanaal lijkt die zo uit de rotsen is gehouwen sta je binnen een mum van tijd bij de brug van Portomarín. Beetje vervelend als je last van je gewrichten hebt omdat de treden van rots naar rots aan de hoge kant zijn. Als het nat is zou ik niet zo snel voor deze optie gaan (zeer glad) maar bij droog weer en met een beetje voorzichtigheid vond ik het best een leuke afwisseling. Na de brug wacht je de beruchte trap naar Portomarín en omdat ik niet sadistisch ben aangelegd; weet dat je ook om de trap heen in het stadje kan geraken. Maar de trap is leuker, dat wel ;-).
Buen Camino!